Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch Mozes zeide tot Farao: [12]Heb de eer boven mij! Tegen wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten, en voor uw volk, vuriglijk bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen te verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven? 12. Alsof Mozes zeide: Ik doe u de eer, dat ik u toelaat mij den tijd te bestemmen, waarin God de Heere door mijn gebeden u verlossen zal van deze plaag der vorsen. Zie dergelijke manier van spreken, Richt.7:2; Jes.10:15.